De navigatie heeft kuren, maar de taxichauffeur vindt het zo ook wel. “Ik moet eerst naar een mevrouw die altijd naar het zwembad moet.” “Klopt, die moet vandaag naar hetzelfde adres,” beaam ik. Hij draait zich om en vraagt verbaasd: “hoe weet u dat?” “Dat is een vriendin van me en we gaan samen naar een concert.” Haha, toch maar mooi een echt inhoudelijk gesprekje gevoerd met de bestuurder van de taxibus!
T. en ik gaan naar het concert Symphonic Soundtracks, waaraan gemeenschappelijke vriendin G. meewerkt als violiste. T. is slechtziend en net als ik aangewezen op Wmo-vervoer. Toen ze nog met enkel een ondoorgrondelijk zwarte zonnebril rondliep, kreeg ze vaak flauwe opmerkingen naar haar hoofd geslingerd. Dat de zon niet scheen enzo. Sinds ze voor de herkenbaarheid behalve die bril een blindenstok aan haar zijde heeft, hebben de mensen ineens alle begrip en zijn ze uitermate behulpzaam.
Herkenning! Toen ik nog gewoon rondliep en er geen gebreken te zien waren, kreeg ik de gekste reacties als ik mijn mond open deed. Mensen schrokken, liepen weg of gingen luider en simpeler tegen me praten. Maar vanaf dat ik met een rollator begon te lopen, veranderde die houding. Vreemden toonden zich meteen behulpzaam en bijna niemand keek meer raar op van mijn spraakstoornis. Kennelijk klopte het plaatje toen weer.
Wheelie
De rugleuning van de rolstoel blijft tijdens de rit voor de verandering keurig in het gelid, maar nu heb ik een nieuw manco. De chauffeur, een keurige en rustige heer die me bovendien verstaat en dus bij voorbaat al een heldenstatus heeft, ondervindt problemen met de veiligheidsgordel die mij op mijn plek moet houden. Hij slaat de riem ten slotte maar rond de armleuning van de rolstoel, en dat heeft avontuurlijke effecten. Elke keer als het busje stevig optrekt, steigert mijn rolstoel angstwekkend! De eerste keer slaat mijn hart een slag over, maar na een snelle blik op het overige bevestigingsmateriaal concludeer ik dat het geen kwaad kan en zie ik de lol wel van die wheelies.
Als we zo goed als bij T. haar huis zijn, staat er zomaar een verlaten kinderfiets midden op straat. In geen velden of wegen een eigenaar te bespeuren, dus de heer stapt maar uit om hem zelf opzij te zetten. Als hij het fietsje wegdraagt komt er als een duveltje uit een doosje een verontwaardigde moeder aangesneld.
Klucht van twee kneusjes
We worden de schouwburg in begeleid en dan volgt een nieuwe uitdaging: met T. haar benen en stem en met mijn ogen moeten we ons een weg banen door de drukte in de foyer. Met haar blindenstok in de ene hand duwt ze mijn rolstoel langzaam maar (on)zeker vooruit. Mensen, pilaren, statafels, alles weet ze tijdig te omzeilen. Af en toe roep ik ‘links’ of ‘rechts’, ondersteund met overdreven brede armgebaren opdat ze ze maar gewaar kan worden.
‘Stop!’ We komen voorbij een garderôbe slecht ter been. Geweldig, nu hoeven we onze jassen niet aan te houden omdat we niet bij de ondergrondse gewone garderôbe kunnen komen. Dat dit me nooit bij eerdere voorstellingen opgevallen is! Of is het nieuw of eenmalig?
De zaal gaat open en als allereersten gaan we naar binnen. Het is even puzzelen waar we precies geacht worden te zitten. Als we ons net met met een hoop geklooi en geklucht gepositioneerd hebben, komt een gastvrouw vragen of ze ons kan assisteren. We schieten in de lach: dat was wel prettig geweest, ja! Maar onze onvervalste installatieslapstick had het overige publiek vast niet willen missen.
In het land der blinden...
Terwijl de zaal volstroomt, kletsen we nog even. Dat wil zeggen: ik haal mijn mobiele telefoon uit de tas en typ in mijn spraakapp, terwijl zij haar neus er vlak boven houdt om mee te lezen, voor zo ver haar verkokerde zichtveld dat mogelijk maakt. Om het programmaboekje te kunnen lezen, haalt ze een handzame loupe met lampje tevoorschijn. Ik realiseer me dat we in hetzelfde schuitje zitten met onze afhankelijkheid van de geheime wapens in onze handtasjes. We zien er de humor wel van in. Twee kneusjes samen op pad.
Ze vertelt over haar zwemactiviteiten in groepsverband en in het bijzonder de aquasport. Zo krijgen de deelnemers gewichten aan armen en benen en daarmee moeten ze zich door het water voortbewegen. Dat gaat natuurlijk zwaar en zo trainen ze de spieren. Ik antwoord dat dat precies beschrijft hoe ik me dag in, dag uit voel en voortbeweeg: als in een zwembad, met kilo's ballast aan de ledematen. Zonder dat mijn spieren er beter van worden.
Onze communicatie wordt regelmatig verstoord door mensen die achter de handvatten van de rolstoel blijven haken en ’sorry’ zeggen. Dat gebeurt me overal en altijd en ik heb geen idee waarom. Ze steken uit, maar zijn goed zichtbaar. Ik kan wel een of twee decimeter naar voren rollen maar dan gebeurt het net zo goed. Het lijkt wel of T. niet de enige slechtziende is in het publiek... Kijken mensen over een rolstoel heen? Ze lopen toch ook niet tegen tafels en stoelen aan? Zelfs T. en ik, de lamme en de blinde, zijn voor botsingen bewaard gebleven!
Meer dan de som der delen
Onder het applaus na afloop van het concert, dat overigens zeer de moeite waard was, maken we ons uit de voeten. Tamelijk onhandig verlaten we de zaal voordat de meute loskomt. Ik vraag me af waarom deze hele middag eigenlijk niemand ons te hulp komt. Niet dat dat nodig was, maar individueel zijn we beide gewend dat mensen ons te pas en te onpas de helpende hand bieden. Wat denken ze om ons heen? Die halvegaren zijn elkaars ruggensteun en rooien het wel? Of zijn ze te verbluft: één hulpbehoevende kunnen we aan, maar twee tegelijk...? Zijn we dubbel sterk omdat we elkaar completeren, of juist dubbel zwak door onze gebreken?
Bij het ophalen en aantrekken van de jassen, vraagt de garderôbejuffrouw (of hoe noem je zo iemand tegenwoordig?) aan mij: “Heeft u hier onlangs op een avond niet zo abnormaal lang moeten wachten op uw taxi?” Ja, dat klopt! “Toen was er iets, hè,” vervolgt ze, “het busje was hier voorbijgereden en niet gestopt. Hij reed gewoon door zonder u op te pikken.” Aha, daar komt de aap uit de mouw! Ik had toen al zo’n gevoel dat de chauffeur een middernachtelijk loopje met mij en de waarheid nam. (Het bos in met Krezip.)
Nu is het busje keurig op tijd. We stappen in (zij tenminste, ik laat me liften) en constateren: we kunnen nog best samen op pad. We zijn minstens dubbel sterk; we zijn een superduo!
NB: dit gebeuren vond plaats in april 2024. Beetje vertraagde plaatsing maar aan essentie niets ingeboet.